Een tussenafdichting scheidt aangrenzende stortcompartimenten

Een tussentijdse afdichting is vereist als een nieuw opslagcompartiment wordt verhoogd of zijdelings wordt verlengd. Het wordt gebruikt wanneer de aan te leggen stortplaats niet voldoende is afgedicht om als basis of geschikte opvulling te dienen vanwege de verschillende stortplaatsklassen tussen de aangrenzende compartimenten. Zo kan de tussenafdichting dienen als boven- of sluitlaag van het ene compartiment en tegelijkertijd als basisafdichting voor de volgende.

Tussenafdichtingen worden in de meeste voorschriften voor stortplaatsen niet duidelijk beschreven, zodat de vergunningverlenende instanties vaak eisen stellen aan de typische basislaag. In het verleden werden bestemmingsplannen voor stortplaatsen voor vast stedelijk afval vastgesteld waarbij de tussenafdichting moest worden gebouwd met de huidige stand van de techniek, bijvoorbeeld met een goedgekeurde bentonietmat (GCL) in plaats van een traditionele minerale afdichting in combinatie met een goedgekeurd geomembraan.

De voordelen van deze aanpak zijn duidelijk: het geokunststof barrièresysteem is aanzienlijk eenvoudiger te installeren en neemt minder stortruimte in dan een conventionele minerale afdichting (bijv. conventionele verdichte klei of grootschalige grondverbeteringsmethoden). Door de flexibiliteit van geokunststofbarrières kunnen ze zich bovendien aanpassen aan de specifieke omstandigheden van de locatie en kunnen ze veel meer vervormingen accepteren. Geokunststoffen besparen hier aanzienlijk tijd en geld, verminderen de noodzaak voor het winnen en verstoren van grond en aggregaten en verlagen de transportkosten voor grond aanzienlijk (omdat geokunststoffen veel minder vrachtwagenladingen nodig hebben dan zware grond en granulaten). Omdat geokunststof lagen aanzienlijk dunner zijn, ontstaat er ook extra volume die inkomsten genereert voor een stortplaats.

Als het oude afvalcompartiment niet voldoende stabiliteit biedt om de nieuwe compartimentconstructie te ondersteunen, kan een versterking met geogrid nodig zijn. Deze aanpak kan ook leiden tot een efficiënter, ruimtebesparend ontwerp, zoals uiteengezet in nationale voorschriften.

Naue oplossingen: Barrièresystemen

Carbofol® HDPE geomembranen worden gebruikt met BAM- of KIWA-goedkeuring of andere nationale goedkeuringen in stortplaatsen van klasse 1 (inert afval) als enig afdichtingselement. In stortplaatsen van klasse II (vast stedelijk afval; niet-gevaarlijk afval) en III (gevaarlijk afval) wordt Carbofol® gebruikt in combinatie met een mineraal/klei laag. Dit geomembraan voldoet aan de strenge chemische en fysische eisen die nodig zijn voor een veilige stortplaats met een lange levensduur. Het oppervlak van Carbofol® is glad (voor hellingen tot ongeveer 1:9) of homogeen gestructureerd (voor steilere hellingen). Deze oplossing vormt een sterke barrière tegen infiltratie van regenwater en migratie van methaan.

Bentofix® bentonietmatten (geosynthetic clay liners, GCL) zijn composietmaterialen die bestaan uit twee lagen geotextiel die een kern van sterk opzwellend natriumbentoniet in poedervorm omhullen. De drie lagen zijn zeer dicht en door en door met naalden op elkaar geponst en de vezels zijn verankerd (“Thermal Lock”) in het onderste geotextiel. Door het geotextiel tijdens de productie met naalden te perforeren en een gepatenteerd Thermal Lock-proces te gebruiken, worden de geotextielvezels stevig met elkaar verbonden over het hele oppervlak van het materiaal. Dit voorkomt erosie van bentoniet en verhoogt de duurzaamheid van het materiaal. Bentofix® GCL’s vervangen dikkere, complexer te installeren traditionele minerale afdichtingen. De geokunststof benadering zorgt voor een barrière die beter bestand is tegen uitdroging en zichzelf afsluit tegen schade aan de installatie. De interne schuifsterkte en wrijvingseigenschappen van Bentofix® zijn ook voldoende voor steilere hellingen.