Grondwaterbescherming met dubbelwandige afdichtingssystemen

Dubbelwandige afdichtingssystemen worden geïnstalleerd in industriële installaties waar vloeistoffen worden “opgeslagen, gevuld en getransporteerd” of “geproduceerd, behandeld en gebruikt” en waar agressieve gevaarlijke vloeistoffen tot grondwaterverontreiniging kunnen leiden als ze vrijkomen in het milieu. Bij dit systeem wordt een controlesysteem geïnstalleerd tussen twee Carbofol® afdichtingsmembranen.

Als de lokale waterautoriteit hogere eisen stelt aan de kwaliteit van de installatie, de controlemogelijkheden en de algehele prestaties van het enkelwandige systeem, kan een dubbelwandig afdichtingssysteem worden gebruikt om de risico’s te beperken die gepaard gaan met het opvangen van grote hoeveelheden potentieel schadelijke vloeistoffen. Bij een dubbelwandig afdichtingssysteem wordt een monitorings- of controlelaag geïnstalleerd tussen twee Carbofol® geomembranen.

Afdichting

Dubbelwandige afdichtingssystemen worden gekozen als er de hoogste veiligheidseisen zijn. Een typisch dubbelwandig afdichtingssysteem bestaat uit twee – 2 mm dikke HDPE Carbofol® geomembranen en een HDPE drainage Secudrain® die tussen de twee bekledingscomponenten ligt en als monitoringszone fungeert. UV-bestendige Carbofol® HDPE geomembranen zijn een uitstekende keuze om aan deze strenge eisen te voldoen en bieden het extra voordeel dat ze bestand zijn tegen knaagdieren en wortels.

Bescherming

Om de kwaliteit van het dubbelwandig afdichtingssysteem op lange termijn te garanderen, wordt mechanisch gebonden beschermings nonwovengeotextiel boven het bovenste Carbofol® geomembraan aanbevolen. Bij een minder ideale ondergrond kan het ook nodig zijn om een mechanisch gebonden nonwoven geotextiel onder het onderste Carbofol® geomembraan te plaatsen.

Prestatiemonitoring

Het afdichtingssysteem met twee lagen biedt de flexibiliteit om continu of periodiek te worden gecontroleerd.

Om schade of storingen binnen het lagensysteem te kunnen lokaliseren, wordt de monitoringszone meestal opgedeeld in afzonderlijke controlevelden. Elk controleveld heeft twee bewakingsmodi (een voor vacuümcontroles en een draad voor elektrische bewaking). De opdeling van de monitoringszones in individuele controlevelden kan ook helpen om de verspreiding van verontreinigingen in de hele monitoringszone te beperken door een snelle en nauwkeurige lokalisatie van schade mogelijk te maken.

Na voltooiing van het project wordt de hele monitoringszone onder een negatieve druk van 0,3 tot 0,6 bar gezet. De vacuümpomp bevindt zich in een meetkast die ook de lekindicator bevat. Een plotselinge daling van de onderdruk duidt op een defect regelveld in het systeem. Reparatiemaatregelen kunnen dan selectief en snel worden uitgevoerd.

Een ander meetinstrument is gebaseerd op de principes van het meten van elektro-resistiviteit, waarbij een uniek geleidend geotextiel wordt geïnstalleerd in de meetzone tussen twee geomembranen. Het geotextiel, samen met een meet- en evaluatiematrixachtige structuur zijn verbonden met de lokale gegevensunit, die de weerstandsdistributie binnen het speciale niet-geweven geotextiel verzamelt.

Als het geleidende geotextiel gehydrateerd raakt door beschadiging van het bovenliggende geomembraan, verandert de elektrische weerstand van het geotextiel in deze zone. Deze verandering in weerstand geeft een alarm, zodat er corrigerende acties kunnen worden uitgevoerd in het specifieke gebied van de schade.

Conclusie

Op industriële locaties, waar hogere veiligheids- en bewakingsnormen gebruikelijk zijn, zijn meestal dubbel gevoerde Carbofol® HDPE geomembranen nodig. De prestaties op lange termijn en de bescherming van het afdichtingssysteem worden verbeterd door het gebruik van Secutex® (PP) beschermingsvlies om mechanische schade tijdens de installatie en het daaropvolgende gebruik in de installatie te voorkomen.